Bericht 21. — uit notitieboek. DEEL 1
02-02-2022
Tegen beter weten in stonden Henk en ik voor het raam en keken door een waas van horizontale motregen naar de overkant. We keken, nee, staarden naar het raam van Henk’s huis, want vandaag kwam ze thuis. Hij had een bepaalde blik in zijn ogen, iets van verlangen. Hoewel ik stiekem hoopte dat hij het hier aan deze kant van de straat nu ook een beetje als zijn huis zou beschouwen.
En ‘tegen beter weten in’ omdat ze overdag nooit buiten kwam, dus ook niet thuis zou komen tussen zons-op- en ondergang. En dat betekende dat we de hele dag nog hadden. Samen! We dachten het tegelijkertijd en keken elkaar aan.
Wandelen! Supermarkt! Park! Hondenveldje! Boekwinkel!
Zonder woorden riepen we van alles door elkaar. Henk’s staart zwiepte in perfecte cirkels en ik sprong op en neer. En toen deed ik net of ik kwispelde. Haha, dacht ik nog tot ik zag hoe zijn ogen zo groot werden dat je aan alle kanten het wit zag en zijn bek langzaam openging.
Neeee! riep ik nog.
Te laat.
Hij blafte. (BLAFTE)
Slechts eenmaal. Maar mijn trommelvliezen schoten los van het slakkenhuis waar ze aan vast zaten en een hoge toon resoneerde tegen de binnenkant van mijn schedel. Toen ik weer kon zien, zag ik Henk’s kop. Hij zei iets, maar dat ging verloren in de
“piiiiiiiiieeeeeeeeeeep piiiiieeeeeep piiiiiiiiiiiiiiieeeeeeeeeeeeeeeeep”
Hij keek zowaar schuldig. Ik wist niet dat hij dat kon. Het zag er onaangenaam hulpeloos uit en ik aaide hem snel ruw met twee handen over zijn kop tot hij statisch werd. Hij knetterde en ik gilde en daar moest hij erg om lachen.
De monotone soundtrack in mijn hoofd hield uiteindelijk op, evenals die vieze motregen en daar gingen we dan: op onze afscheidstocht door de stad. En mên, het was geweldig!
Wordt vervolgt…